Verslagen werksessies
- Oké op School
Sprekers: Hanneke Schippers en Melanie Wolff
Thema: Verbinden door aanwezigheid-het verschil maken voor een kind
De workshop Oké op School stond in het teken van het preventieve aanbod in Almere en Lelystad en de vraag hoe professionals in onderwijs en jeugdhulp écht het verschil kunnen maken voor kinderen. Centraal stond het bewustzijn van de eigen invloed als hulpverlener: Wie heeft op jou het verschil gemaakt?
Samenstelling van de groep
De deelnemers kwamen uit uiteenlopende werkvelden. De grootste groep bestond uit ambulant hulpverleners (zeven deelnemers). Daarnaast waren er gedragswetenschappers, beleidsadviseurs van de gemeente Lelystad en twee vertegenwoordigers van het Regionaal Expertteam. Vanuit het onderwijs namen één leerkracht en twee intern begeleiders deel, allen van dezelfde school.
Subtiel aanwezig zijn
Na een korte introductie ging de spreker in op het thema subtiel aanwezig zijn. Kleine gebaren – aanwezig zijn bij binnenkomst, even aansluiten in de kantine – kunnen een groot verschil maken in hoe een kind zich gezien voelt. De boodschap “Een hulpverlener kan het verschil maken” resoneerde sterk in de zaal.
Een preventiemedewerker van Tactus verwoordde het treffend:
“Ik wil degene zijn die kinderen écht ziet.”
Er werd gesproken over de vraag of we, bij alle zorgen in gezinnen en bij gedragsproblematiek, het kind achter de problematiek nog wel zien.
Wat betekent het om iemand écht te zien?
Onder begeleiding werd uit de groep opgehaald wat iemand echt zien voor hen betekent:
Echt luisteren
Er zijn
In kracht zetten
In contact zijn
Betrouwbaar zijn
Tijd nemen
In verbinding blijven
Niet opgeven
Elke dag een nieuwe kans bieden
Die laatste uitspraak – “elke dag een nieuwe kans” – bleek voor velen een krachtig uitgangspunt in het werken met kinderen.
Belevingsoefening
Tijdens een ervaringsgerichte oefening ervoeren deelnemers hoe verschillend mensen op dezelfde situatie kunnen reageren. In de nabespreking kwam de kern naar voren: ieder kind neemt zijn eigen beleving en ervaringen mee.
Niet elk kind dat naar buiten kijkt, is afgeleid.
Niet elke boze reactie is enkel boosheid.
De uitnodiging was om open en onderzoekend te blijven, naast het kind te gaan staan en niet te snel in te vullen vanuit het eigen perspectief. Zo kun je als professional het voorbeeld zijn – degene die het verschil maakt.
Wie maakte voor jou het verschil?
De slotronde, waarin deelnemers vertelden wie in hun eigen leven het verschil maakte, zorgde voor herkenning en ontroering. Kleine handelingen of woorden van betekenis bleken vaak een blijvende impact te hebben.
Een deelnemer vertelde:
“Hoe boos ik ook was, ik bleef welkom bij de kickboksschool. Ik mocht steeds terugkomen en mezelf zijn. Nu begeleid ik zelf kinderen met gedragsproblemen, en ik geef door: we geven elkaar elke dag een nieuwe kans. Er zijn regels, maar kinderen zijn altijd weer welkom.”
Een ander zei:
“De leerkracht die door mijn tranen heen keek.”
Slotboodschap
De workshop eindigde met een heldere oproep:
Ondersteun kinderen in hun eigen omgeving. Eerst verbinden, dan versterken.
-Kinderen uit de knel: een gedragstherapie voor families, verwikkeld in complexe conflictscheiding
Sprekers: Wendy de Visser, GZ-psycholoog en Elizabeth de Zeeuw, GZ-psycholoog, systeemtherapeut
Kinderen in de Knel is een groepsinterventie die 15 jaar geleden is ontwikkeld gericht op ouders die uit elkaar gaan waarbij veel strijd is waardoor kinderen vastlopen. De therapie richt zich op ouders van kinderen van 4 t/m 18 jaar. Het is een therapiegroep voor ouders, de kinderen leren om hun stem te laten horen maar voor hen is het geen therapie.
Hoe ziet het traject eruit?
We beginnen altijd met een vrijblijvend informatief gesprek waarin veel informatie wordt gegeven over het doel van het traject. We kijken of dit traject passend is of ouders bereid zijn om naar zichzelf te kijken. Wat kun je zelf anders doen om de situatie te veranderen? De kinderen zijn hier niet bij. Deze therapie kan niet samengaan met een juridische strijd.
Intake met kinderen. We beginnen de sessie met ouders en kinderen samen.
We leggen kort uit aan de kinderen waarom ze er zijn en dat het moedig is voor de ouders om wat aan de situatie te gaan doen. We vragen altijd aan de ouders of de kinderen alles mogen vertellen wat ze willen vertellen. Vervolgens gaan de kinderen mee naar de kindertherapeut. Alle ouders spreken apart met een therapeut. Daarna komen ouders bij elkaar en vertellen de therapeuten wat ze hebben gehoord. Ouders luisteren dan alleen.
Netwerkavond. Alle ouders nemen iemand uit hun omgeving mee zodat je netwerk achter je staat bij deze therapie.
8 groepsbijeenkomsten van 2 uur
Evt. tussengesprekken
Evaluatie met netwerk
Publicatie onderzoek
https://kinderenuitdeknel.nl/onderorzoek-en-publicaties/
Voordeel van groepstraject:
Erkenning en lotgenotencontact; gedeelde ervaring en erkenning
Nieuwe perspectieven en oplossingen; leren van anderen en inzichten in jezelf
Neutralisatie van schuld en schaamte; normalisering en stigma doorbreken
Praktisch oefenen.
De 6 keystones:
Attitude: We veroordelen mensen niet en blijven optimistisch. Werken met ethisch standaard, dus ouders met actuele geweldssituaties kunnen niet meedoen.
Gemeenschap: Kinderen werken ook in een groep waardoor ze erkenning ervaren. De ouders maar ook de therapeuten werken in een groep.
Kinderen centraal; vraag centraal stellen wat helpt het kind het meest? Vanuit kinderperspectief leren kijken.
Destructieve patronen, invloed van stress.
Verwijt op verwijt (opzoeken-opzoeken), één ouder reageert niet op de ander (opzoeken en afweren), geen communicatie met elkaar maar communicatie loopt via de kinderen (afweren – afweren). Tijdens de sessies worden deze patronen uitgespeeld zodat de ouders kunnen voelen hoe dit is voor de kinderen.
Tot slot werd de volgende YouTube film getoond; geweld in het gezin
-Mind@Work en de Leefgebiedenmatrix (LGM)
Sprekers: Annematt Collot d’Escury & Gullia Roman Vals (Mind@Work)
Over Mind@Work
Mind@Work werkt op het snijvlak van onderwijs, zorg en arbeid. De organisatie ondersteunt jongeren in hun ontwikkeling en versterkt hun competenties om volwaardig deel te nemen aan de maatschappij. De begeleiding vindt plaats op school, op de werkplek of in de thuissituatie, en gebeurt altijd in samenwerking met het systeem rondom de jongere.
Een belangrijk programma waarin Mind@Work actief is, is Almeerkans – een traject van 18 maanden voor jongeren van 15 tot 18 jaar die (dreigen te) uitvallen uit het onderwijs. Het traject wordt gefinancierd door gemeenten en scholen en richt zich op herstel van motivatie, perspectief en participatie.
De Leefgebiedenmatrix (LGM)
Tijdens de workshop gaven Annematt en Gullia een toelichting op de Leefgebiedenmatrix (LGM): een instrument dat helpt om de context van een jongere zichtbaar te maken, zowel vanuit het perspectief van de jongere zelf als vanuit dat van de betrokken professionals.
De LGM wordt ingevuld bij de start van het traject en herhaald tijdens het proces, zodat ontwikkeling en contextveranderingen zichtbaar worden. Het instrument brengt belemmerende én beschermende factoren in kaart, verdeeld over verschillende leefgebieden zoals onderwijs, werk, identiteit, gezondheid, gezin, en vrije tijd.
Waar vroeger de focus vooral lag op het individu, helpt de LGM om de hele context te begrijpen. Zo wordt bijvoorbeeld bij het onderdeel identiteit gekeken naar vragen als: Wie ben ik? Waar liggen mijn grenzen?
Waarom de LGM?
De urgentie voor een bredere blik is groot. Jongeren kampen steeds vaker met complexe problematiek: depressie, stress, gevoelens van onveiligheid of angst om bekenden uit de criminaliteit tegen te komen. Zulke omstandigheden maken het moeilijk om mee te doen, terwijl jongeren daar vaak niet makkelijk over praten.
De LGM helpt om die context zichtbaar te maken, zodat professionals sneller en gerichter kunnen ondersteunen. Soms kan eenzelfde situatie – bijvoorbeeld veel ouderlijke betrokkenheid – bij de ene jongere helpend zijn, maar bij een ander juist belemmerend werken.
Werkwijze en voordelen
De vragenlijst van de LGM wordt ingevuld door de jongere zelf, maar ook door ouders, school en betrokken hulpverleners. Dat gebeurt drie keer gedurende het traject.
Hierdoor ontstaat een gedeeld beeld en spreken alle betrokkenen dezelfde taal.
“De jongere zegt: ‘Ik mag niet naar school,’ maar de school zegt: ‘Dat hebben we nooit gezegd.’ De LGM helpt om zulke misverstanden te voorkomen.”
Doordat de jongere zelf actief deelneemt aan het invullen en teruglezen van de LGM, groeit het eigenaarschap en inzicht. Dit maakt het eenvoudiger om samen te bespreken: Waar wil jij op inzetten? Wat helpt jou verder? Er is geen goed of fout – het gaat om bewustwording en gedeelde focus.
Een belangrijk onderdeel van het traject is het ontdekken van een zinvol doel. Dat geeft jongeren motivatie en richting.
Leren met en van elkaar
De coaches van Mind@Work werken vaak in of rondom school. Jongeren ervaren hen dan ook als onderdeel van hun onderwijsomgeving, wat de drempel verlaagt om ondersteuning te accepteren.
De organisatie biedt daarnaast trainingen aan voor professionals die meer willen weten over het gebruik van de LGM. Het instrument blijkt niet alleen een hulpmiddel voor casusbespreking, maar ook een manier om domeinen beter met elkaar te verbinden.
Slotboodschap
De kracht van de LGM zit in het delen van perspectieven. Door samen te kijken naar alle leefgebieden ontstaat een vollediger beeld van de jongere en zijn of haar omgeving. Dat zorgt voor betere samenwerking, meer begrip en een grotere kans op duurzame verandering.
“Door de LGM spreken we dezelfde taal, en dat maakt écht verschil.”
JIM werkt – Circulair samenwerken met het netwerk van jongeren
Spreker: Els Bijman - directeur JIM
Inleiding
De werksessie over JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) werd geleid door Els Bijman, ontwikkelaar van de JIM-aanpak en directeur van het landelijke programma. Centraal stond de vraag: hoe kunnen we het informele netwerk van jongeren beter benutten en versterken binnen de jeugdhulp?
Achtergrond van JIM
De JIM-aanpak ontstond twaalf jaar geleden, vanuit de wens om uithuisplaatsingen te voorkomen. Jongeren die destijds in residentiële zorg verbleven, bleken vaak langdurig van huis te blijven, ondanks de oorspronkelijke bedoeling van kortdurende behandeling.
Els en haar team begonnen jongeren te vragen wie er vóór hun plaatsing met hen had meegedacht over hun problemen. Het antwoord was vaak: “Niemand – behalve mijn ouders, maar daar heb ik geen zin meer in.” Op de vervolgvraag “Wie zou je wíllen vragen om mee te denken?” noemden jongeren vrijwel altijd iemand uit hun omgeving – een buurvrouw, sportcoach, oom of oma. Zo ontstond het idee van de Jouw Ingebrachte Mentor (JIM): een persoon die het vertrouwen van de jongere heeft en als brug fungeert tussen het kind, het gezin en de hulpverlening.
Els vroeg de groep: Wie was er voor jou toen je klein was? De antwoorden – van “mijn zussen” tot “mijn twee beste vrienden” – onderstreepten het belang van nabijheid en vertrouwen.
Het belang van nabijheid
De hoeveelheid professionals die bij gezinnen betrokken is, is vaak groot, maar jongeren ervaren desondanks een verlies van hun natuurlijke netwerk. Soms staat een hulpverlener dichterbij dan familie, simpelweg omdat die beter luistert.
Els verwees naar onderzoek van Dunbar: mensen kunnen zo’n 150 anderen kennen, maar slechts een handvol (3–5) behoren tot hun ‘inner circle’. Deze kleine groep vormt de basis voor welzijn en veerkracht. De JIM-aanpak helpt jongeren om die inner circle actief te betrekken.
Een deelnemer merkte op dat dit inzicht – na 30 jaar in de jeugdzorg – een echte eyeopener was: “Ik heb eigenlijk nooit aan die vraag gedacht.”
De kracht van de JIM
De JIM is iemand die door de jongere zelf wordt gekozen (vanaf 12 jaar, met toestemming van ouders). Ouders blijken vaak positief: een JIM helpt hun kind om inzicht te krijgen in wat er speelt en biedt een extra, veilige vertrouwenspersoon buiten het gezin.
Belangrijke uitgangspunten zijn:
De JIM werkt altijd samen met de hulpverlener – samenwerking is voorwaarde.
De JIM is geen biologische ouder.
De JIM woont bij voorkeur niet in hetzelfde huis als de jongere.
De aanpak wordt inmiddels ook binnen de pleegzorg toegepast, waar gezocht wordt naar vertrouwenspersonen binnen het netwerk van het kind.
Reflectie en opbrengst
Uit onderzoek blijkt dat juist de omgeving de grootste invloed heeft op duurzame verbetering – meer nog dan de inzet van professionals alleen. Dat onderstreept het belang van samenwerken met het natuurlijke netwerk van de jongere.
In deze sessie waren voornamelijk beleidsadviseurs, managers en vertegenwoordigers uit het sociaal domein aanwezig. Hoewel er weinig uitvoerende professionals in de zaal waren, leverde dit waardevolle inzichten op over hoe beleid en uitvoering beter op elkaar kunnen aansluiten. De aanwezigen zagen het potentieel van de JIM-aanpak en benadrukten de noodzaak om deze gedachte verder te verspreiden binnen organisaties en praktijkteams.
Slot
De boodschap van Els was helder: als we de cirkel van steeds weer nieuwe interventies willen doorbreken, moeten we dat doen in elke context – met én rondom het netwerk van de jongere.
“De sleutel ligt vaak niet bij meer professionals, maar bij de mensen die er al zijn.”
-Netwerk beter samen & ExpEx
Begeleiding: Vertegenwoordigers van ExpEx en het programma Netwerk Beter Samen
Inleiding
In deze interactieve workshop stonden de thema’s verbinding, begrip en samenwerking centraal. De sessie maakte onderdeel uit van het bredere programma van de Flevo Academie Jeugd en bracht professionals, ervaringsdeskundigen en beleidsmakers samen rond één vraag: hoe kunnen we beter aansluiten bij jongeren en gezinnen die zich niet gezien of gehoord voelen?
De workshop begon met een oefening waarbij deelnemers in tweetallen foto’s bespraken. De woorden die uit deze gesprekken naar voren kwamen, vormden de toon van de sessie: eenzaamheid, machteloosheid, onbegrip, drempels, angst, maar ook herstel, kansen voor aansluiting en ruimte voor aanpassing van verwachtingen.
Ervaringsverhaal Janneke
Janneke deelde het verhaal van haar dochter, dat indringend illustreerde hoe onbegrip en aannames kunnen leiden tot onnodig leed. Haar dochter werd op school gezien als het probleem; de moeder als overbezorgd. In werkelijkheid voelde haar dochter zich onveilig en niet begrepen, waardoor ze zich terugtrok en uiteindelijk uitviel in het voortgezet onderwijs.
“Er werd niet echt geluisterd naar onze visie als ouders – wel naar die van school.”
Wat het meest pijn deed, was niet de situatie zelf, maar het onbegrip. Volgens Janneke had veel leed voorkomen kunnen worden door kleine, eenvoudige gebaren: luisteren, serieus nemen, en open blijven staan voor meerdere perspectieven.
Ervaringsverhaal Eline
Eline vertelde haar persoonlijke verhaal over hoe zij al vanaf de basisschool vastliep. Ze voelde emoties intens, werd gepest en voelde zich vaak uitgeput en eenzaam. Hoewel ze goede cijfers haalde, had niemand in de gaten hoe zwaar ze het had.
“Ik speelde een rol. Niemand zag dat het niet goed ging.”
Pas jaren later, binnen haar studie Social Work, kwam ze iemand tegen die écht naar haar keek. Een loopbaanbegeleider die “door het masker heen prikte”. Dat maakte het verschil: ze voelde zich gezien en durfde weer te vertrouwen.
“Laat merken dat je aan iemand denkt. Stuur een kaartje, stel een vraag, zie de kinderen en ouders.”
Inzichten en oefening
Deelnemers gingen vervolgens aan de slag met een rollenspel rond de vraag: Wat is er aan de hand met deze puber? Hieruit bleek dat contact maken vaak begint bij kleine, niet-bedreigende gebaren: iets samen doen, naast iemand gaan zitten, ruimte laten tot het veilig genoeg voelt om te praten.
Ook kwam naar voren dat het steeds opnieuw moeten vertellen van je verhaal pijn doet en het vertrouwen kan ondermijnen. Een jongere die zich gehoord voelt, hoeft minder vaak opnieuw te “bewijzen” wat er aan de hand is.
De discussie raakte ook aan het onderwijssysteem in Nederland: vroege selectie en hoge prestatiedruk maken het moeilijk om maatwerk te bieden. Toch blijft het belangrijk om te kijken naar wat wél kan – om ruimte te maken voor het kind achter het gedrag.
Herstel en hoop
In een tweede ervaringsmoment vertelde Janneke hoe het uiteindelijk beter ging met haar dochter. Een leerkracht in groep 8 luisterde écht – naar zowel de dochter als de ouders. Dat zorgde voor een veilig laatste schooljaar. In het voortgezet onderwijs ging het opnieuw mis, maar dankzij een betrokken begeleider die de situatie wél serieus nam, kwam er erkenning en uiteindelijk een diagnose (autisme).
“Ga uit van wat ouders vertellen – vaak klopt het gewoon.”
Reflectie met fotokaarten
Aan het eind van de sessie bespraken deelnemers opnieuw foto’s, dit keer met een reflectieve blik. De woorden die terugkwamen: aandacht, echtheid, tijd, moed en verbinding.
Deelnemers benoemden dat het geven van aandacht persoonsafhankelijk is, maar dat het altijd begint met oprechte interesse en menselijk contact.
“Durf als hulpverlener ook over je eigen schaduw te stappen. Wees eerlijk als iets niet lukt. En wees vooral echt – niet een rol.”
Slotgedachte
De wettelijke taak rond passend onderwijs kan soms botsen met de wensen of zorgen van ouders en jongeren. Toch blijft het essentieel om oog te houden voor de mens achter de regels.
De sessie eindigde met een hoopvolle boodschap: door te luisteren, te verbinden en kleine gebaren te maken, kunnen we groot verschil maken.
“Kijk niet naar wat niet lukt, maar naar wat wél kan – samen.”
-Van Hard naar Hart
Spreker: Marloes Alferink
Inleiding
Marloes Alferink – met jarenlange ervaring in de jeugdhulp – zet zich in om de stem te laten horen van kinderen die afhankelijk zijn van hulpverlening. Ze doet dit via lezingen, theatervoorstellingen en binnenkort ook met een boek.
Haar missie is helder: “Wij kunnen met z’n allen een enorm verschil maken – vanuit het hart.”
De spanning tussen systeem en hart
Marloes schetst de dagelijkse werkelijkheid van hulpverleners: een wereld vol systemen, protocollen en middelen, bedoeld om structuur te bieden, maar die vaak juist frustratie, strijd en verharding veroorzaken.
Ze stelt de vraag die velen in de zaal herkennen: “Waarom lukt het niet om dit werkend te krijgen?”
Volgens Marloes ligt de sleutel in verbinding – met onszelf, met de ander, en met de bedoeling van het werk. Als we handelen vanuit het hart, ontstaat er ruimte, plezier en moeiteloosheid, ook binnen de complexiteit van alledag.
Een casus met impact
Om dat zichtbaar te maken, deelt Marloes een persoonlijk verhaal uit haar tijd als gezinsvoogd bij de jeugdbescherming in Rotterdam.
Ze vertelt over Justin, een slimme, sportieve jongen die op gymnasium zit en van voetbal houdt. Thuis stapelen de spanningen zich op: zijn moeder krijgt een nieuwe vriend, er zijn ruzies en op een avond loopt het uit de hand. Justin hoort zijn moeder gillen, grijpt in, en steekt zijn stiefvader met een mes.
Wat volgt is een intens traject van hulpverlening, spoedhulp en uiteindelijk uithuisplaatsing. Justin belandt in de jeugdzorgketen, en bij zijn 18e lijkt er weinig over van het talent en de energie die hij ooit had. Dan verliest Marloes het contact.
Negen jaar later ontvangt ze een bericht op LinkedIn: het is Justin. Hij wil haar graag spreken.
Tijdens hun ontmoeting vertelt hij over zijn bewogen jaren – over de criminaliteit, over stoppen, over opnieuw beginnen. Inmiddels werkt hij bij KPN, waar hij door een businesscoach voor het eerst iemand ontmoet die écht naar hem luistert.
Wanneer Justin vertelt over de gebeurtenis met zijn stiefvader, reageert de coach niet met oordeel, maar met erkenning:
“Wat moedig dat jij je moeder en zusjes wilde beschermen.”
Voor het eerst wordt zijn moed gezien – niet alleen zijn agressie.
Marloes blikt terug:
“Had ik hem toen kunnen zien met die moed, dan had ik het anders gedaan. Dat was mijn les. Iemand had míj ook mogen helpen om te verbinden met mijn hart.”
Van regels naar relatie
We zijn, zegt Marloes, getraind in regels en protocollen: wat te doen bij agressie, hoe veiligheid te borgen. Maar die kennis alleen is niet genoeg. Stelselwijzigingen lossen dit niet op – de verandering moet van binnenuit komen.
“De echte beweging ontstaat daar waar we in het hart geraakt worden. Vaak in de kleine dingen.”
In gesprek vanuit het hart
Deelnemers gingen in tweetallen of drietallen met elkaar in gesprek over situaties waarin werken vanuit het hart verschil maakte. De gesprekken waren intens en persoonlijk. Mensen deelden ervaringen waarin ze voelden dat zachtheid, luisteren of eerlijkheid méér effect had dan welk protocol ook.
Uit de nabespreking kwamen belangrijke reflecties en kernzinnen naar voren:
Wie bepaalt eigenlijk wat professioneel is?
Het kader is ruimer dan de systemen waarin we werken.
Durf te vertragen en te zeggen: ik weet het even niet.
Als je vanuit je hart nieuwsgierig bent, ben je nooit veroordelend.
Echte verbinding ontstaat van mens tot mens, in gelijkwaardigheid.
De groep sprak over de noodzaak van veiligheid – zowel voor de jongere als voor de professional. Om te kunnen verbinden, moet je stevig in je eigen lichaam staan, je grenzen voelen, en soms ook “nee” durven zeggen.
Goede hulpverlening, zo werd benadrukt, vraagt een combinatie van luisteren, moed, kennis en samenwerking. Het één kan niet zonder het ander.
Naar beleid vanuit het hart
Marloes sluit af met de oproep om niet alleen in de praktijk, maar ook in het beleid ruimte te maken voor werken vanuit het hart.
-NJI-Samenwerken bij zorgen om jeugdcriminaliteit
Sprekers: Jeugdcriminaliteit – Charlotte Dopper en Chaja Deen
Thema: Samenwerken in het jeugddomein
Inleiding
Tijdens de bijeenkomst spraken Charlotte Dopper en Chaja Deen over jeugdcriminaliteit en de samenwerking tussen onderwijs, jeugdhulp en veiligheid. De sessie was onderdeel van het programma Jaarsymposium FAJ en werd ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi).
Het centrale thema was hoe veiligheidsvraagstukken en jeugdcriminaliteit gezamenlijk kunnen worden aangepakt in een veranderende maatschappelijke context.
Ontwikkelingen en context
In veel (jonge) gemeenten wordt gewerkt aan programma’s om jeugdcriminaliteit te voorkomen en terug te dringen. Jeugdcriminaliteit wordt gezien als een ontwikkelingsbedreiging voor jongeren.
Charlotte Dopper benadrukte dat de huidige veiligheidsvraagstukken in zekere zin doen denken aan de periode van radicalisering uit het verleden. Er zijn parallellen in de aanpak en in de lessen die toen geleerd zijn.
Geleerde lessen en inzichten
1. Samenhang tussen veiligheidsvraagstukken
Er bestaat de neiging om voor elk nieuw veiligheidsprobleem een nieuwe aanpak of structuur op te tuigen. De media speelt hierin een versterkende rol.
Toch is het belangrijk te kijken naar bestaande kennis, cijfers en signalen. Hoewel slechts 0,2% van de jongeren als minderjarige verdachte van een misdrijf voorkomt – en het aantal jeugdige verdachten al vijftien jaar daalt – ervaren professionals en burgers een toenemende verharding en onveiligheidsbeleving.
Dit verschil tussen cijfers en gevoel verdient aandacht. Het duidt op een verschuiving in veiligheidsbeleving, die mede wordt beïnvloed door politieke framing en maatschappelijke onzekerheid.
2. Samenwerking tussen domeinen
Een effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit vraagt om samenwerking over domeinen heen: onderwijs, jeugdhulp, veiligheid en gemeenten. Daarbij is het belangrijk dat professionals letterlijk en figuurlijk “over hun domein heen stappen”.
3. Structuren en verantwoordelijkheden
Een duidelijke samenwerkingsstructuur is essentieel. De vraag “wie pakt de verantwoordelijkheid op?” moet concreet beantwoord worden.
Het onderwijs speelt een cruciale rol in de vroegsignalering van risico’s. Belangrijk is ook het onderscheid tussen overlegstructuren en daadwerkelijke samenwerkingsstructuren – waar actie en besluitvorming plaatsvinden. Samenwerking beperkt zich niet alleen tot gezamenlijk overleg. betrokkenen moeten ook iets dóen!
4. Een gezamenlijke taal
Een veelvoorkomende uitdaging is dat professionals uit verschillende domeinen een andere taal spreken. Eenduidige begrippen en een gezamenlijk begrip van de problematiek zijn noodzakelijk om effectief samen te werken.
5. Professionalisering en kennisdeling
Om jeugdcriminaliteit goed te kunnen duiden, is kennis van de leefwereld van jongeren essentieel. Professionals moeten elkaars expertise beter benutten en leren hoe zij kennis multidisciplinair kunnen inzetten.
6. Rol van de gemeente
De gemeente heeft vaak een afwachtende houding, terwijl juist regie op domeinoverstijgende samenwerking nodig is. Heldere sturing en mandaat zijn hierbij cruciaal.
7. Samenwerking met ouders
Samenwerken met ouders is een belangrijk onderdeel van preventie. Sanctioneren van ouders werkt niet; betrekken en ondersteunen juist wel.
Belangrijk is om ook contact te onderhouden wanneer het goed gaat met jongeren. Voor de komende Jeugddag wordt specifiek aandacht gevraagd voor het perspectief van ouders: wat hebben zij nodig om bij te dragen aan een veilige ontwikkeling van hun kinderen?
Reflectie: van cijfers naar gevoel
Een opvallend thema in het gesprek was het verschil tussen statistische veiligheid en ervaren veiligheid. Hoewel de cijfers laten zien dat jeugdcriminaliteit afneemt, groeit het gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Er is geen gericht onderzoek gedaan naar deze kloof, maar vermoed wordt dat politieke framing en maatschappelijke verharding hieraan bijdragen.
Samenwerking in de praktijk
In de praktijk blijkt dat samenwerking tijd kost en afhankelijk is van mandaat, vertrouwen en informatie-uitwisseling.
Professionals geven aan dat zij soms informatie willen delen, maar dat dit binnen de keten stokt door onduidelijkheid over bevoegdheden en privacyregels.
Er is behoefte aan een AVG-proof, multidisciplinaire werkwijze waarin jeugdcriminaliteit beter in beeld kan worden gebracht zonder de privacy van jongeren te schenden.
Conclusie
De aanpak van jeugdcriminaliteit vraagt om duurzame samenwerking, gezamenlijke taal, professionalisering en regie van gemeenten.
Daarnaast is het belangrijk om de veiligheidsbeleving serieus te nemen, ook als die niet overeenkomt met de cijfers.
Een integrale aanpak waarin onderwijs, jeugdhulp, veiligheid en ouders elkaar vinden – vanuit vertrouwen en wederkerigheid – is de sleutel tot effectieve preventie.
